Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Een schutter die geschoten had (destijds schoten we nog met slechts één pijl) ging via het voetgangerspad naar de andere doelen, maar bleef uit het schootsveld.

Aan elke kant (zowel noord als zuid) was er een knop, met staaldraad verbonden met een bel die langs de voetgangersgang hing. Wanneer de laatste schutter geschoten had, trok hij aan die knop, de bel rinkelde ten teken dat men zijn pijlen kon gaan uittrekken en de score controleren. Zowel aan de doelen noord als zuid hing een bord waar de resultaten van iedere schutter op genoteerd werden. Na 20 schoten (dus 10 in elke richting) werd alles opgeteld. De helft van de schutters (die met de laagste scores) betaald een pintje aan zichzelf en aan de winnende helft. Elke 20 schoten dronk men dus een pint gratis of betaalde men er 2.

Straffen en boetes:

maurice_maesen_2010Een schutter die zichtbaar te veel alcohol op had werd van de schietstand verwijderd.

De schutter die vergeten had te bellen (teken dat de schietbaan veilig was) diende 1 fr. te betalen.

Vloeken was uit den boze en werd met 50 cent bestraft.

Wanneer iemand, zowel op de schietstand als in het café, de koning aansprak met zijn voornaam, dan stond daar een boete van 1 frank op. De aanspreektitel was “KONING“ en niet Jef, Louis of Pol.

Een pijl naast het blazoen was ook een halve frank waard.

Halverwege het voetgangerspad, onder de bel, stond een schaaltje. Hierin werden de boetes gedeponeerd. De koning, indien aanwezig, was verantwoordelijk voor de inning.

De koning schoot altijd als eerste en ging via het pad richting andere doelen, bleef halfweg staan bij het schaaltje en controleerde of gestrafte schutters hun boete wel degelijk betaalden. Zo kon hij ook zien wie als laatste geschoten had en eventueel vergeten had te bellen.

Een andere inning was de volgende: indien iemand een 10 schoot -in die tijd was een 10 schieten eerder een zeldzaamheid-, dan mocht die die als eerste terugschieten in de andere richting en zich daarna naar het schaaltje begeven. Iedereen die geschoten had moest een halve frank afdokken.

Al die boetes kwamen terecht in het potje van de koning. Na de schieting werd de opbrengst van de dag geteld. Het kleingeld werd bij de bazin van het café omgeruild voor groter geld dat in het potje van de koning werd gestoken. Dat was een soort collectebus met hangslot en de sleutel werd door de koning bewaard. Gedurende 1 jaar was hij heer en meester over zijn potje. De koning besliste over de aanwending van van het geld. Was hij in een goede dag, dan trakteerde hij op het einde van de schieting al zijn medeschutters op een pint.

Procedure tijdens de koningsschieting

De koningsschieting vond ook destijds plaats op Paasmaandag.

Vóór de schieting begon, was er steeds een algemene vergadering.

De volgorde van schieting werd door lottrekking bepaald, de aftredende koning mocht echter als eerste schieten.

Er werd geschoten op een slingerende sinaasappel. De pijl moest echter in de sinaasappel blijven steken.

De slinger van een oude koekoeksklok werd vervangen door een stalen bandje waaraan de sinaasappel bevestigd werd. Dat stalen bandje en de sinaasappel vormden de nieuwe slinger van het klokje. Het geheel werd 10 cm voor een blazoen opgehangen, zodat de sinaasappel precies voor de roos passeerde. Het was dus een kwestie van op de roos te mikken en te hopen dat de sinaasappel op het juiste moment voor de roos passeerde. Schoot iemand in de sinaasappel, dan was hij pas koning nadat de rest van de deelnemers aan de beurt geweest waren.

Dan trok men, de nieuwe koning op kop, via de schootsgang naar het doel en werd de sinaasappel aan de nieuwe koning overhandigd. In het lokaal werd dan de koning geïnstalleerd door de voorzitter. Met de hand op het hoofd van de buste van Leopold I, zwoer hij trouw aan de koning en de standregels van de vereniging. Hij ontving het potje uit handen van zijn voorganger en beloofde er zorg voor te zullen dragen.

Tot slot

Misschien vind men dat in deze computertijd een zielige bedoening, maar voor ons waren dat destijds echt pakkende momenten.

In die periode heb ik ook een borstband laten maken (in ’t zwart en bij den troep) in de kleuren van Leopoldsburg en met de vermelding KONING LEOPOLD I. Deze borstband mocht ik in 1967 zelf dragen.

Maurice Maesen, 2 mei 2010